Voorwaardelijk pensioen

Per 1 januari 2021 is er geen voorwaardelijk pensioen. Het voorwaardelijk pensioen is onvoorwaardelijk geworden. Had u in 2020 recht op voorwaardelijk pensioen? Dan heeft u dat bij uw pensioen gekregen.

Iedereen bouwt ouderdomspensioen op. U kreeg misschien ook extra pensioen. Dit heette het ‘voorwaardelijk pensioen’. U kreeg dit omdat u vroeger minder pensioen had opgebouwd dan van de Belastingdienst mocht. Het is niet zeker dat u dit extra pensioen ook echt kreeg. Hier waren regels voor. U kon het voorwaardelijk pensioen gebruiken om eerder met pensioen te gaan. Lees hieronder wat de regels waren tot en met 31 december 2022.

U kreeg het voorwaardelijk pensioen alleen als:

  • U geboren was tussen 1948 en 1955;
  • U op 31 december 2006 en 1 januari 2007 in de schoonmaak werkte;
  • U vanaf 2007 tot uw pensioen bij een werkgever in de schoonmaak bleef werken. U mocht in deze periode maximaal 3 maanden achter elkaar uit dienst zijn geweest.

Stopt u met werken in de schoonmaak? Dan kreeg u géén voorwaardelijk pensioen!

Soms verviel het niet:

  • Het verviel niet als u vóór uw 65ste uit dienst ging. En meteen uw pensioen liet ingaan.
  • Het verviel ook niet als u vóór 2007 arbeidsongeschikt was geworden. En u op dat moment in de schoonmaak werkte.

Let op!

Ging u met pensioen? Zorg dan dat het contract met uw werkgever liep tot uw pensioendatum. Stopte u eerder dan uw pensioendatum met werken? Dan kreeg u het voorwaardelijk pensioen niet.

U krijgt elk jaar een Uniform Pensioenoverzicht (UPO) van ons. Maakte u aanspraak op voorwaardelijk pensioen? Op uw pensioenoverzicht stond het voorwaardelijk pensioen.

Alle regels leest u na in het pensioenreglement.

Wij moeten onderstaande tekst van de wet met u delen. Een deel van deze tekst leggen we hierboven makkelijker uit. Wilt u toch meer uitleg? Neem dan contact met ons op

Het pensioen dat voor u zal worden ingekocht omdat u in het verleden gedurende uw dienstbetrekking(en) een of meer perioden hebt gehad waarin minder pensioen is opgebouwd dan op grond van de fiscale regelgeving mogelijk wordt pas opgebouwd op het moment dat en voor zover de toegezegde aanspraken zijn gefinancierd. Wanneer uw deelname aan de pensioenregeling eindigt voordat deze aanspraken (volledig) zijn gefinancierd, hebt u alleen recht op het op dat moment gefinancierde en opgebouwde deel van deze pensioenaanspraken. Indien bij beëindiging van de deelname aan de pensioenregeling nog geen toegezegd pensioen over verstreken dienstjaren voor u is ingekocht en opgebouwd, heeft u dus ook geen recht op dit deel van uw toezegging. Als aan u is toegezegd dat pensioenaanspraken over verstreken dienstjaren worden ingekocht, dan moeten deze uiterlijk binnen 15 jaren nadat de toezegging is gedaan, zijn gefinancierd. Wanneer u binnen die 15 jaar met pensioen zou gaan, moeten de in te kopen pensioenaanspraken al eerder zijn gefinancierd, namelijk uiterlijk op het moment van uw pensionering. Een eenmaal gedane toezegging tot inkoop van aanspraken over het verleden kan in beginsel niet worden ingetrokken of gewijzigd.